De rol van de ondernemingsraad volgens artikel 2:268 BW
Artikel 2:268 BW beschrijft de rol ondernemingsraad bij benoeming commissarissen, regels rondom de raad van commissarissen en geeft de ondernemingsraad een belangrijke positie in dit proces. Het gaat over samenstelling, profielschetsen, voordrachten en het bijzondere aanbevelingsrecht. Daarmee staat dit artikel centraal in de verhouding tussen aandeelhouders, commissarissen en de ondernemingsraad.
De ondernemingsraad krijgt via dit artikel directe invloed op de benoeming van commissarissen. Dat betekent dat werknemers indirect meepraten over het toezicht binnen de vennootschap. Commissarissen houden toezicht op het bestuur en vertegenwoordigen een breed belang. Door de betrokkenheid van de ondernemingsraad krijgt de stem van werknemers een stevige plek in dit toezicht.
Dit artikel regelt veel details. Het begint met de verplichting dat de raad van commissarissen minstens drie leden moet hebben. Vervolgens bepaalt het hoe de raad een profielschets opstelt, hoe voordrachten worden gedaan en hoe de ondernemingsraad kandidaten kan aandragen. Ook worden procedures beschreven voor het geval er een conflict ontstaat tussen raad en ondernemingsraad.
De rol van de ondernemingsraad is dus veelzijdig. Het gaat om invloed vooraf, door middel van de profielschets. Het gaat ook om invloed bij de benoeming, door middel van het aanbevelingsrecht. En het gaat om invloed in crisissituaties, bijvoorbeeld bij een conflict over de geschiktheid van een kandidaat.
De basis: samenstelling en profielschets
Een raad van commissarissen moet minimaal uit drie leden bestaan. Dat geeft de raad voldoende breedte om toezicht te houden. Daalt het aantal onder die grens, dan moet de raad direct maatregelen nemen. Er is dus geen ruimte voor uitstel.
De raad stelt daarnaast een profielschets op. Die schets gaat over de gewenste omvang en samenstelling van de raad. Daarbij kijkt men naar de aard van de onderneming, de activiteiten en de nodige deskundigheid. De profielschets dient als een kompas voor toekomstige benoemingen. Het voorkomt willekeur en zorgt dat er een doordachte balans ontstaat in kennis en ervaring.
Deze profielschets wordt niet alleen intern besproken. De wet verplicht de raad de schets ook te bespreken met de algemene vergadering én met de ondernemingsraad. Dat geeft de ondernemingsraad de mogelijkheid invloed uit te oefenen op de richting van het toezicht. De OR kan aangeven welke deskundigheid belangrijk is vanuit werknemersperspectief. Denk bijvoorbeeld aan kennis over arbeidsomstandigheden of maatschappelijke verantwoordelijkheid.
Door deze betrokkenheid draagt de ondernemingsraad bij aan de kwaliteit van het toezicht. Commissarissen moeten immers meer doen dan alleen financiële controle. Zij kijken ook naar continuïteit, goed bestuur en de menselijke kant van de onderneming.
Aanbevelingsrecht van de ondernemingsraad
Het aanbevelingsrecht is misschien wel het belangrijkste onderdeel van artikel 2:268 BW. Zowel de algemene vergadering als de ondernemingsraad kan kandidaten voor de raad van commissarissen voordragen. De raad van commissarissen moet tijdig laten weten wanneer er een vacature is, waarom die ontstaat en welke eisen gelden.
Op basis daarvan kan de ondernemingsraad een persoon aanbevelen. Voor een derde van het aantal commissarissen geldt zelfs een versterkt aanbevelingsrecht. Dat betekent dat de raad in principe verplicht is de kandidaat van de ondernemingsraad op de voordracht te zetten. Alleen in uitzonderlijke gevallen mag de raad weigeren.
Die uitzonderingen zijn streng omschreven. De raad mag bezwaar maken als de kandidaat ongeschikt lijkt voor de functie. Ook kan de raad bezwaar maken als de benoeming tot een onevenwichtige samenstelling zou leiden. In alle andere gevallen moet de aanbeveling van de ondernemingsraad worden overgenomen.
Dit versterkte recht geeft de ondernemingsraad een stevige machtspositie. Werknemers krijgen via hun vertegenwoordiging directe invloed op een deel van het toezicht. Daarmee wordt de stem van werknemers structureel verankerd in de governance van de onderneming.
Overleg en conflictregeling
Niet altijd verloopt een aanbeveling vlekkeloos. Soms meent de raad van commissarissen dat de kandidaat niet geschikt is. In dat geval moet de raad het bezwaar schriftelijk motiveren. Vervolgens begint een verplicht overleg met de ondernemingsraad.
Dat overleg heeft als doel alsnog overeenstemming te bereiken. De raad kan bijvoorbeeld extra informatie geven of de ondernemingsraad overtuigen van zijn bezwaren. De ondernemingsraad kan op zijn beurt toelichten waarom de kandidaat wel geschikt is. Het overleg moet oprecht en zorgvuldig verlopen.
Komt er geen overeenstemming, dan kan de raad de kwestie voorleggen aan de Ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam. Pas na vier weken overleg mag dat verzoek worden ingediend. De ondernemingskamer onderzoekt of de bezwaren gegrond zijn. Wordt het bezwaar ongegrond verklaard, dan moet de raad de kandidaat van de ondernemingsraad alsnog voordragen. Wordt het bezwaar wel gegrond verklaard, dan mag de ondernemingsraad een nieuwe kandidaat voordragen.
Deze procedure geeft de ondernemingsraad een juridisch middel in handen. Het voorkomt dat de raad van commissarissen lichtvaardig een aanbeveling naast zich neerlegt. De Ondernemingskamer fungeert als neutrale scheidsrechter en beschermt zo de rechten van de ondernemingsraad.
Rol van de algemene vergadering
De aandeelhoudersvergadering behoudt een eigen rol in dit proces. De vergadering kan een voordracht afwijzen. Dat kan alleen bij een grote meerderheid: minimaal een derde van het geplaatste kapitaal moet tegenstemmen. Wordt die grens niet gehaald, maar is er wel een meerderheid tegen, dan volgt een tweede vergadering. Daar is een eenvoudige meerderheid voldoende om de voordracht te blokkeren.
Wordt een voordracht afgewezen, dan moet de raad van commissarissen een nieuwe voordracht doen. Op die nieuwe voordracht zijn opnieuw de regels van toepassing, inclusief het aanbevelingsrecht van de ondernemingsraad. De OR krijgt dus telkens weer de kans invloed uit te oefenen.
Hiermee ontstaat een dynamisch samenspel tussen drie partijen: de aandeelhouders, de raad van commissarissen en de ondernemingsraad. Elke partij heeft eigen bevoegdheden en eigen instrumenten. Samen zorgen ze voor evenwichtige benoemingen.
Centrale ondernemingsraad en meerdere OR’s
Artikel 2:268 BW houdt rekening met complexe organisatiestructuren. Soms zijn er meerdere ondernemingsraden binnen een concern. In dat geval oefenen de raden hun bevoegdheden afzonderlijk uit. Bij het versterkte aanbevelingsrecht moeten de raden echter samen optreden. Dat voorkomt dat er meerdere aanbevelingen voor één plaats komen.
Is er een centrale ondernemingsraad ingesteld, dan liggen de bevoegdheden volledig bij dit centrale orgaan. Dat maakt het proces overzichtelijker en efficiënter. De centrale ondernemingsraad vertegenwoordigt immers het geheel van werknemers binnen de onderneming.
Op die manier waarborgt de wet dat de rechten van werknemers goed georganiseerd zijn, ook in grote of complexe ondernemingen.
Afwijken in de statuten
De statuten van de vennootschap kunnen in bepaalde gevallen afwijken van de regels in artikel 2:268 BW. Zo mag men andere bepalingen opnemen over de samenstelling van de raad of over de voordracht. Toch zijn er duidelijke grenzen.
De regels over het afwijzen van een voordracht door de algemene vergadering zijn dwingend. Daar mag niet van worden afgeweken. Daarnaast geldt dat elke wijziging van de statuten die raakt aan artikel 2:268 BW de goedkeuring van de raad van commissarissen én de toestemming van de ondernemingsraad nodig heeft.
Die dubbele eis versterkt opnieuw de positie van de ondernemingsraad. Zonder zijn instemming kan de vennootschap de regels niet aanpassen. Zo blijft de invloed van werknemers geborgd, ook bij fundamentele wijzigingen.
Belang voor de ondernemingsraad
Artikel 2:268 BW biedt de ondernemingsraad meerdere aanknopingspunten om invloed uit te oefenen. De OR kan meedenken over de profielschets, kandidaten aandragen en een versterkt aanbevelingsrecht uitoefenen. Bij conflicten kan hij steun zoeken bij de Ondernemingskamer. En bij statutenwijzigingen heeft hij een formeel vetorecht.
Deze mix van rechten maakt dat de ondernemingsraad serieus moet worden genomen. Commissarissen en aandeelhouders kunnen hem niet zomaar passeren. Werknemers hebben via de ondernemingsraad een structurele stem in het toezicht en dus indirect in het beleid van de onderneming.
Voor ondernemingsraadsleden is het daarom belangrijk zich goed te verdiepen in dit artikel. Kennis van de regels geeft kracht in de praktijk. Wie weet welke rechten er bestaan, kan effectiever onderhandelen en betere invloed uitoefenen.
Conclusie: structurele invloed van werknemers
Artikel 2:268 BW laat zien hoe medezeggenschap en toezicht samenkomen. De ondernemingsraad krijgt niet alleen adviesrecht, maar ook daadwerkelijke invloed op benoemingen. Dat maakt dit artikel een hoeksteen van de werknemersinvloed binnen vennootschappen.
De rol van de ondernemingsraad is breed en stevig verankerd. Hij denkt mee over de profielschets, oefent aanbevelingsrechten uit, overlegt bij conflicten en moet instemmen bij statutenwijzigingen. Daarmee is de ondernemingsraad een serieuze speler naast de raad van commissarissen en de aandeelhoudersvergadering.
Voor ondernemingsraadsleden die hun kennis willen verdiepen, biedt een OR cursus op collegevoormedezeggenschap.nl een waardevolle aanvulling.